Via Algarviana, 19 maart tot en met 8 april 2018.  

 

Dinsdag 27-03-2018 

Etappe 6; Barranco do Velho – Salir (251m, 3.500 inwoners). Afstand: 14.9 km.

Zonnig. 25˚.

 

We hebben allebei goed geslapen op onze kamer in Tia-Bia. Het ontbijt is ook weer fantastisch en de rekening valt mee, zeker voor zoveel luxe. De lucht is diepblauw als we buiten komen, hoewel het nog aan de frisse kant. is Na een paar kilometer gaan de afritspijpen echter al weer af als de zon zijn werk begint te doen.

 

Nadat we Barranco do Velho eenmaal hebben verlaten komen we op een soort van hoogvlakte. Dat merken we aanvankelijk nog niet omdat het hoogteverschil ongeveer gelijk blijft, rond 500 meter. Als we echter het einde van het plateau naderen daalt de bodem voor ons sterk en worden we getrakteerd op enorme vergezichten. Links van ons ligt de donkerblauwe oceaan met vlak langs de kust grote plaatsen met de torenhoge witte hotels. Qua positie moeten dat Albufeira en Portimao zijn. Voor ons liggen ook een aantal grote en kleinere dorpen. Moeilijk te zeggen welk dorp Salir is, ons einddoel voor vandaag. Daarachter nog verder naar het westen, gaat het landschap weer flink omhoog. Ergens tussen die heuveltoppen moeten ook de Picota en de Foia verscholen liggen. Maar dat duurt nog 4 dagen voor we daar zijn.

We zijn nog op de hoogvlakte als we een witte molen in het vizier krijgen. Het pad loopt zelfs nog iets omhoog, zodat we gelijk met de molen ook het hoogste punt van de omgeving hebben. De rugzakken gaan af, tijd voor een boterham. De molen zelf is niet toegankelijk voor ons maar hij is wel de fraaiste die we tot nu toe gezien hebben en je kunt er goed tegen aanzitten. Misschien komt het wel door de hoogte dat het blauw hier wel erg blauw is, zeker in combinatie met de spierwitte molen. Zo’n mooi plekje en helemaal voor ons zelf, heel bijzonder.

Na dit letterlijke en figuurlijke hoogtepunt daalt het pad langzaam naar beneden. We horen al een tijdje een grommend geluid en even later komt een zware tractor in beeld die bezig is om de grond samen met alle kleinere vegetatie om te ploegen. Aangezien er ook veel stenen tussen zitten maakt het gebeuren aardig wat lawaai. Het belangrijkste feit dat er in de Algarve maar weinig wil groeien is dat er te weinig nitraten in de grond zitten. We zien dit dan ook als een soort van bodemverrijking. 

Met het dalen verandert ook de vegetatie om ons heen. Wat eigenlijk overal nog steeds overheerst zijn de enorme velden met Cistus Ladaviner, die overal op het punt van bloeien staan. Langzaam wordt het groener om ons heen en we worden helemaal enthousiast als we wilde aardbeibomen ontdekken. Ook de lavendel staat overal dik in de knop. Naarmate we verder naar het westen trekken verschijnen er steeds meer uitgestrekte plantages met pijnappelbomen, kurkeiken en later ook eucalyptussen. De kurkeiken zijn minder systematisch aangeplant, ze lijken zelfs willekeurig te zijn neergezet of ze hebben zich zelf misschien wel uitgezaaid.

Niet helemaal toevallig komen we onder in de dalen enkele stroompjes tegen die we meestal met de wandelschoenen nog aan kunnen oversteken. Bij een wat diepere variant moeten echt de schoenen even uit. Op blote voeten steken we het riviertje over met de schoenen om de nek gestrikt. De kiezels waarop we lopen zijn groot en rond en doen ongelooflijk pijn aan de voetzolen. Maar ja, kletsnatte schoenen is geen goed alternatief. Ina bedenkt dat ze ook crocks bij zich heeft, maar dat is dan voor de volgende oversteek. Omdat het inmiddels aardig warm is geworden is het koude water aan de voeten een welkome verkoeling. Terwijl we aan de overkant wachten tot de voeten weer droog zijn nemen we onze lunch in de warme voorjaarszon. 

Terwijl de sinaasappelbomen om ons heen uitpuilen van de sinaasappels, nemen we toch twee eerder meegekregen exemplaren als dorstlesser. Alles hangt ook in overvloed aan de bomen, vaak ook bij oude vervallen boerderijen. En of het nu sinaasappels, mandarijnen, citroenen of olijven zijn, er wordt haast niets geoogst. De grond ligt er ook bezaaid mee. Dit lijkt op verspilling maar het is in feite een stuk onmacht vermoeden we. Een gevolg ook van de leegloop in de regio.

Waar je in Nederland omver wordt gereden door haastige fietsers en je altijd wel ergens een medewandelaar ziet, is het hier volkomen uitgestorven. Die leegte spreekt ons wel aan. Urenlang komen we niemand tegen, waar vind je dat nog in ons eigen land. We moeten ons ook goed insmeren tegen de felle zon. Gecombineerd met een diepblauwe lucht en nauwelijks een zuchtje wind voelen we gewoon dat we aan het verbranden zijn. Het is ook te warm om extra kleding aan te doen ter bescherming. Smeren, smeren en vanzelf bruin worden en dat tegelijk met een prachtige wandeling. Mooier kan het toch niet?

Als we in Salir aankomen, gaan we eerst op zoek naar ons onderkomen. Dat ligt even buiten het dorp en we moeten er iets voor klimmen. In de verte zien we de witte molen als een piepklein stipje boven op een heuvel staan, daar waren we vanmorgen nog. Casa de Mãe ziet er fraai uit. We melden ons eerst bij de receptie, waar een gezette vrouw achter haar computer zit. Na ons te hebben ingeschreven worden we naar ons onderkomen gebracht, een soort van huisje. Doordat het huisje wat hoger is gelegen geeft ons terrasje een mooi overzicht over het park en het verderop gelegen Salir. Gelukkig zijn we wel de enige, want het aanpalende terrasje is wel heel erg dichtbij...

In het huisje is het fris, maar er buiten lekker warm. Na te hebben gedoucht lopen we terug naar Salir om voor vanavond een fles wijn te scoren en wat eten voor morgen onderweg. We hebben bij de receptie om 18.30 uur afgesproken voor het diner. Daarvoor moeten we 20 meter lopen naar een van de andere onderkomens. Aangezien wij de enige gasten zijn hebben we onze eigen kokkin, waarschijnlijk iemand vanuit het dorp. Ze komt ook zelf controleren of haar zelf gemaakte Bacalhau ovenschotel ons wel bevalt. En dat doet het zeker.

Alle communicatie gaat nu in het Frans en dat gaat ons nog wonderbaarlijk goed af. Toch nog wat geleerd tijdens onze Alpenwandelingen. De dame legt ons uit wat we eten en schrijft het recept voor ons op. Als we terug zijn doen we wat appjes op ons terras en terwijl de zon langzaam verdwijnt, beginnen de krekels voor ons te zingen met een achtergrondkoor van kwakende kikkers. Gaandeweg verdwijnen alle contouren in de steeds donker wordende blauwe lucht. Tegelijkertijd begint voor ons Salir in vele tinten wit en geel op te lichten. Het is nog lang warm en de wijn smaakt goed.