Dag
3. Wandeling op het schiereiland Ponta de São Lourenco.
Zaterdag
14
Om 9 uur stappen we in een minibusje dat eerst nog 2 personen ophaalt om daarna met chauffeur en gids omhoog te stuiven richting het restaurant op de Pico do Arieiro. Dit is tevens het hoogste punt haalbaar per auto. Alleen de Pico Ruivo (1862 meter) is hoger. Onderweg zien we al iets van rijp langs de weg. Het laatste stuk rijdt de bus over een geheel witte weg, waar sporen in zijn gereden. Bij het restaurant valt soms haast niet te lopen, zo glad is het. Onze thermometer geeft 3 graden aan in de zon. De gids keurt het wandelpad dan ook terecht af. Er zijn zeer steile passages bij waar nu ijs opligt en de opkomende bewolking zal dit ijs niet snel laten verdwijnen. Dus wat nu?
![]() |
![]() |
Een goed uur later staan we op het schiereiland Ponta de Sao Lourenco. Tijdens het afdalen met de bus regent het pijpenstelen, we staan verbaast van zoveel weersverschillen op zo’n korte afstand. De gids leidt ons naar het meest westelijke puntje van de Ponta.
Het pad loopt dan
weer over glooiende hellingen, dan weer stijl omhoog de rotsen op. We
stijgen toch al gauw een meter of 100 en als we voor het eerst op een top
zijn blijkt dat het hele schiereiland aan de noordkant uit loodrechte
wanden bestaat.
![]() |
![]() |
De landtong zelf is geologische gezien
gelijk aan de kust van Noord Afrika, de ouderdom wordt op zo’n 14 miljard
jaren geschat. Er zitten veel fossielen in de rotsen verborgen die vertellen
over het eerste leven op aarde.
![]() |
![]() |
In latere tijden zijn delen van de landtong weer in zee verdwenen en is het grillige rotsen patroon van vandaag ontstaan.
Bijna op het uiteinde staat een
onderzoekscentrum van de Portugese archeologische dienst, die volgens de gids
veel bodemonderzoek uitvoert gezien de fossielrijke en oude omgeving.
![]() |
![]() |
Zittend boven op een overhangende rots met aan een kant de verre wilde oceaan en aan de andere kant het uitzicht op Madeira, waar donkere wolken de toppen nog steeds bedekken. Dezelfde weg moet weer terug genomen worden, het tempo ligt vrij hoog en meerder malen komen we adem te kort. Wandelen gaat ons goed af, maar klimmen duidelijk minder. Een tactische vraag aan de gids geeft weer een paar minuten tijd om bij te komen. Die truc lukt maar een keer, de gids houdt van stevig wandelen.
In de haven van Caniçal nemen we nog een biertje (van de organisatie) op de goede afloop en kunnen de spieren even tot rust komen. Wij zoeken bewust het tafeltje uit waar een wat oudere Engelsman uit onze groep alleen is gaan zitten. Binnen de kortste keren hebben we een leuk gesprek over wandelen en vakanties. ’s Avonds eten we weer tegenover het hotel, dit keer in een Engels-achtig restaurant, groot, veel licht en behoorlijk ongezellig. Waarschijnlijk voelen Engelsen en Duitsers zich hier wel thuis, want het stikt er van. Ondanks deze “ambiance” smaakt de stokvis (Ina) en de biefstuk op zijn portugees (Wim) uitstekend. Om tien uur hebben we het wel weer gehad en gaan de ogen toe.