Dag 3. Wandeling op het schiereiland Ponta de São Lourenco.

Zaterdag 14 jan uari 2006.

Als wij naar buiten kijken weerkaatst het zonlicht in een blauwe oceaan en belooft het weer een mooie dag te worden. Tijdens ons binnenkomstgesprek met hostess Yvonne hebben we een georganiseerde wandeling geboekt die ons over de toppen van het eiland zal gaan leiden.  

Om 9 uur stappen we in een minibusje dat eerst nog 2 personen ophaalt om daarna met chauffeur en gids omhoog te stuiven richting het restaurant op de Pico do Arieiro. Dit is tevens het hoogste punt haalbaar per auto. Alleen de Pico Ruivo (1862 meter) is hoger. Onderweg zien we al iets van rijp langs de weg. Het laatste stuk rijdt de bus over een geheel witte weg, waar sporen in zijn gereden. Bij het restaurant valt soms haast niet te lopen, zo glad is het. Onze thermometer geeft 3 graden aan in de zon. De gids keurt het wandelpad dan ook terecht af. Er zijn zeer steile passages bij waar nu ijs opligt en de opkomende bewolking zal dit ijs niet snel laten verdwijnen. Dus wat nu?

Een goed uur later staan we op het schiereiland Ponta de Sao Lourenco. Tijdens het afdalen met de bus regent het pijpenstelen, we staan verbaast van zoveel weersverschillen op zo’n korte afstand. De gids leidt ons naar het meest westelijke puntje van de Ponta.

Het pad loopt dan weer over glooiende hellingen, dan weer stijl omhoog de rotsen op. We stijgen toch al gauw een meter of 100 en als we voor het eerst op een top zijn blijkt dat het hele schiereiland aan de noordkant uit loodrechte wanden bestaat.  

We lopen als het ware op de rand van een halve berg. Alleen als we over een brede richel lopen ligt er aan één kant een gammel houten hekje opgestapeld. Aan beide kanten ligt de zee zo’n 100 meter loodrecht onder ons.

 

De landtong zelf is geologische gezien gelijk aan de kust van Noord Afrika, de ouderdom wordt op zo’n 14 miljard jaren geschat. Er zitten veel fossielen in de rotsen verborgen die vertellen over het eerste leven op aarde. Deze hoge ouderdom geldt niet voor Madeira zelf. Dit vulkaaneiland is 5 miljoen jaar geleden uit zee opgerezen en heeft de weide omgeving met lava bedekt. Dat is goed te zien op de plaatsen waar de oude structuren die horizontaal verlopen door pilaren van lava worden onderbroken. Deze lava is van het hoofdeiland over het schiereiland uitgestroomd en heeft gaten en spleten met vloeibaar gesteente gevuld.  

In latere tijden zijn delen van de landtong weer in zee verdwenen en is het grillige rotsen patroon van vandaag ontstaan.

Bijna op het uiteinde staat een onderzoekscentrum van de Portugese archeologische dienst, die volgens de gids veel bodemonderzoek uitvoert gezien de fossielrijke en oude omgeving.  We lopen verder over het enige pad naar het verste uiteinde van de Ponta, de Casa do Sardinha. Hier eten we enkele zelf meegenomen boterhammen.

Zittend boven op een overhangende rots met aan een kant de verre wilde oceaan en aan de andere kant het uitzicht op Madeira, waar donkere wolken de toppen nog steeds bedekken. Dezelfde weg moet weer terug genomen worden, het tempo ligt vrij hoog en meerder malen komen we adem te kort. Wandelen gaat ons goed af, maar klimmen duidelijk minder. Een tactische vraag aan de gids geeft weer een paar minuten tijd om bij te komen. Die truc lukt maar een keer, de gids houdt van stevig wandelen.

In de haven van Caniçal nemen we nog een biertje (van de organisatie) op de goede afloop en kunnen de spieren even tot rust komen. Wij zoeken bewust het tafeltje uit waar een wat oudere Engelsman uit onze groep alleen is gaan zitten. Binnen de kortste keren hebben we een leuk gesprek over wandelen en vakanties. ’s Avonds eten we weer tegenover het hotel, dit keer in een Engels-achtig restaurant, groot, veel licht en behoorlijk ongezellig. Waarschijnlijk voelen Engelsen en Duitsers zich hier wel thuis, want het stikt er van. Ondanks deze “ambiance” smaakt de stokvis (Ina) en de biefstuk op zijn portugees (Wim) uitstekend. Om tien uur hebben we het wel weer gehad en gaan de ogen toe.