Jacobspad  

Etappe 9. 10 december 2020. Ruinen-de Wijk. Bewolkt, mistig. 5 graden. 22.5 km.

We hebben de auto neergezet in De Wijk en zijn met de bus via Meppel naar Ruinen gereden. In Ruinen aangekomen lopen we over de Brink langs de Mariakerk. Het ziet er nu heel anders uit dan in september. De coronacrisis is gebleven, maar de winter heeft nu wel zijn entree gemaakt. Niks geen (volle) terrasjes, geen groen, geen toeristen. Het is bewolkt, mistig en koud. Prima voor een frisse wandeling. We nemen nog een foto van de nu beter zichtbare Mariakerk en lopen vervolgens via de Oosterstraat en Hoekstraat richting het oosten het dorp uit. Via een leuk slingerend pad dwarsen we wederom de Oosterstraat en vervolgen onze weg langs de zuidelijke bebouwing van Ruinen.

Het Rietepad brengt ons bij een gekanaliseerd beekje de Ruiner Aa, waar we linksaf een stukje met de beek meelopen richting het gehucht Hees. Op het Heeserveld worden wandelaars en fietsers gesplitst. Wij zetten ons Jacobspad voort naar de boswachterij Ruinen, maar eerst steken we nog de N375 over. In 1900 was het Heeserveld nog ruig en onontgonnen gebied. In 1960 was het gebied geheel ontgonnen. Telkens weer dat gevoel van een verlies, wat weg is komt nooit meer terug. 

Dat geldt ook voor de 1200 hectare grote boswachterij Ruinen. Tot ruim 1950 was ook deze omgeving nog vaak ontoegankelijk met veen, zand en uitgestrekte heidevelden. Voor de mijnen in Limburg was veel hout nodig om de mijngangen te stutten. Daarvoor werden door Staatsbosbeheer snelgroeiende bossen aangelegd met rechte stammen. Dat waren veelal naaldbomen. Alleen de Gijsselter Plassen en het Echtenerzand hebben de dans ontsprongen en zijn nog een beetje authentiek.

Na een lange wandeling door de bossen, hier en daar een plukje heide en een enkel vennetje, komen we bij de spoorverbinding tussen Meppel en Hoogeveen. Bij het vennetje stoppen we even om op een bank een warme kom koffie met wat broodjes te nuttigen. We testen hiermee gelijk onze nieuwe thermoskan, het water is nog heet. Het is hier heerlijk rustig, vrijwel geen kip te zien. Omdat het een beetje vochtig is zijn we altijd weer blij met onze meegenomen zitlappen. Hoe luxe wil je het hebben?

Het heidegebied “de Westerbergen” heeft een T-vorm. We lopen via de voet van de T omhoog naar het vakantiepark Westerbergen. Normaliter zouden we hier wel kunnen lunchen, maar ja, die verrekte beestjes. Wat verderop komen we bij een enorme zandafgraving genaamd “Zandwinning Traandijk” te Echten. Als het zand is gewonnen maakt het waterschap Reest en Wieden hier een waterberging van. Het oppervlak van de zandwinlocatie bedraagt in de eindsituatie circa 45 hectare. Het gebied zal worden ingericht als (nood)waterberging met een bergingsvolume ≥ 350.000 m3 en 1.20 m waterpeilstijging.

Tegen de koude wind in, lopen we over een dijk langs de Hoogeveense Vaart, een kanaal dat loopt van het Meppelerdiep bij Meppel tot de Duitse grens bij Zwartemeer. De benedenloop van het Oude Diep werd al vanaf het eerste kwart van de 17e eeuw gebruikt voor de turfvaart. In 1632-1633 werd het gedeelte tussen Echten en Hoogeveen gegraven en was er sprake van een Hoogeveense Vaart. We passeren de VOF Zandwinning Echten, waar hoge bergen wit zand klaar liggen voor transport.

Op een steenworp afstand van de A28 dwarsen we het kanaal via de Ossesluis naar de overkant van het water. De Ossesluis is een van de 3 schutsluizen in de Hoogeveensche Vaart. Via de Commissieweg, een secondaire weg met aan weerszijde enkele grote boerderijen, bereiken we het eindpunt in de Wijk. We zijn dan nog net in Drenthe. Het dorp is ontstaan in de Middeleeuwen, op droge en hogere plaatsen te midden van veenmoerassen. Tot 1325 stond hier een klooster dat in dat jaar verplaatst werd naar Dickninge. Dankzij het klooster heeft het dorp zich kunnen ontwikkelen. Tot 1750 groeide het Kerspel De Wijk door ontginningen. We lopen door het dorp tot we bijna aan het einde onze auto weer zien staan.