Jacobspad  

Etappe 1. Donderdag 10 september 2020. Uithuizen-Garrelsweer. Wisselend bewolkt, 20 graden. 22 km.

We starten het Jacobspad bij de in 1860 gebouwde St.Jacobus de Meerderekerk in Uithuizen. Het is even zoeken omdat we verschillende kerktorens zien en er op de bonnefooi vanaf het station naar toelopen. Precies de verkeerde kant op, dus weer helemaal terug naar de andere kant van Uithuizen. Best groot dat dorp.

Jakobus de Meerdere was een van de 12  apostelen van Jezus Christus. Hij wordt de Meerdere genoemd om hem te onderscheiden van een tweede Jakobus, die beschreven staat als een (half) broer van Jezus. Deze Jacobus wordt de Mindere genoemd. In het Spaans vertaald heet Sint Jacobus de Meerdere Santo Iago of San Yago verkort tot Santiago. De schelp van de grote mantel is zijn kenmerk. Deze schelp wordt dan ook wel de Sint-Jakobsschelp genoemd. 

Als we de Jacobus de Meerdere kerk hebben gevonden zoeken we naar een kastje, waar een stempel in zou moeten zitten. En zowaar, we hebben onze eerste stempel voor in het boekje. De tweede straat die we door lopen is de St.Vincentiusstraat, wat ons doet denken aan de Rota Vicentina die we in het voorjaar nog hebben kunnen lopen voor het corona uitbrak.

In 1833 stichtte een bevriende studentenclub uit Parijs een hulporganisatie voor armen en hulpbehoevende zieken en ouderen. Zij kozen als patroon Vincentius à Paulo die in 1614 het  eerste 'Confrérie de la Charité' oprichtte om planmatig armenzorg en zielzorg te geven. Paus Clemens XII verklaart hem in 1737 heilig. In 1846 bereikte de nieuwe organisatie Nederland en werd de Vincentiusvereniging-Nederland opgericht. 

Even later komen we door de Mennonietenkerkstraat. In Uithuizen en Uithuizermeeden woonden er in het midden van de 16e eeuw een aantal volgelingen in de conservatieve leer van de doopsgezinde priester Menno Simons. Zijn leer en daarmee ook zijn volgelingen werden niet erg geaccepteerd en moesten hun activiteiten staken. Dat deden ze niet hetgeen leidde tot vervolging. Tegen de verdrukking in ontstond er toch een doopsgezinde gemeente. Anno 2020 zijn er wereldwijd zelfs nog 1.4 miljoen doopsgezinden (mennonieten).

Aan het einde van de straat pronkt de stellingmolen De Liefde met zijn wieken naar de hemel. Het is een achtkantige koren- en pelmolen gebouwd in 1866. Dan komen we ook nog langs de hervormde Jacobikerk, het kan niet op. Deze kerk is gebouwd in de 1e helft van de 13e eeuw. Het onderste deel van de toren is ouder en dateert uit de 12e eeuw. De benaming van de kerk is verkeerd, oorspronkelijk was de heilige Dionysius de patroon.

Met zoveel kerken en religie een ideaal startpunt voor een pelgrimage. Aan de rand van het dorp bereiken we de Menkemaborg, waar we vlak langs lopen. De borg zoals hij nu is, staat er al ruim 500 jaar. Daarvoor stond er iets anders, ook van steen getuige een gevelsteen waarop staat geschreven: "Anno 1400 is Menckemahuis vernelt. Anno 1614 dorch Gods gnade gereparert."  De borg is gespecialiseerd op de 17e en 18e eeuw in tegenstelling tot de borg Verhildersum die 19e eeuws is ingericht. Beide zijn een bezoekje meer dan waard. Het laatste huis waar we aan voorbij lopen voordat we Uithuizen verlaten is de Menkemaheerd.

Via een “doodlopend” pad bereiken we door de weilanden een fietspad, waar we links afslaan. Vlak voor een bruggetje over de Meedstermaar nemen we even pauze op een bankje. Zo nu en dan passeert een vriendelijke groetende fietser ons. Het is mooi weer met een blauwe lucht en weinig wind. In de verte zijn boeren bezig met het rooien van aardappels. Het is echt genieten hier. Het Meedstermaar is een maar met een lengte van 7,1 kilometer. Oorspronkelijk was het een waddenpriel, die door bedijking van het gebied binnendijks kwam te liggen. In de vroege middeleeuwen waterde de maar af naar het oosten, naar de Fivelboezem. Maar door verslibbing kon het water steeds minder goed weg en zorgde regelmatig voor natte voeten. In 1458 werd de maar aangesloten op het Winsumerdiep. Ook werden verbindingen gegraven met het Damsterdiep waardoor er een levendige scheepvaart mogelijk werd die tot in de 19e eeuw stand hield.

We steken het bruggetje over en zien voor ons Oldenzijl opdoemen. Het Jacobspad buigt vlak voor Oldenzijl af naar links. We hadden er de Nicolaaskerk kunnen bezoeken daterend uit de 1e helft van de 13e eeuw. Maar dat doen we niet en lopen richting Paapstil. De naam van deze ophaalbrug refereert naar een katholiek gezin (papen), dat ondanks de reformatie stand wist te houden in haar geloof. Ze woonden naast de brug, vandaar.

Voor de brug slaan we rechts af waar na enige tijd de “Groninger Meseta” begint. Persoonlijk zien we de overeenkomst met de Spaanse Hoogvlakten niet helemaal zitten, maar ja.

Via een breed viaduct passeren we de N46 (Eemshavenweg), waarna we over betonpaden langs diverse boerderijen richting Zeerijp lopen. Vlak voor de Wijnjetil komen we een paar borden tegen die aangeven dat de brug er uit ligt voor onderhoud. Er stopt een busje met een alleraardigste vrouw en waarschijnlijk haar zoon. Ze geeft aan dat de brug niet gepasseerd kan worden en vindt dat heel sneu voor ons. Nu moeten we ruim 5 kilometer omlopen. Ze biedt ons aan om in haar busje te stappen en ons even naar de overkant te brengen. Dat slaan we natuurlijk niet af. Met een groet en een zwaai nemen we afscheid en dan verdwijnt het busje weer in de velden.  

Als we in de berm een oranje pion in de lucht zien hangen hebben we het idee dat Hans Klok in de buurt moet zijn, maar als we dichterbij komen blijkt het gezichtsbedrog te zijn. Aan de rand van Zeerijp vinden we een picknicktafel met een mooi uitzicht over de landerijen. In een oase van rust genieten we van onze lunch. Even later staan we voor de Jacobuskerk, waar we naar binnen gaan en een stempel kunnen scoren. De kerk is gebouwd op de fundamenten van een in 1200 gebouwde bakstenen zaalkerk van 20 bij 7.5 meter. De bouw van de huidige Jacobuskerk werd eind 13e eeuw begonnen door de kloosterlingen van Feldwerd. Het bouwwerk is kenmerkend voor het hoogtij van de Romanogotiek en werd gebouwd naar het voorbeeld van de kruiskerk van het klooster van Aduard. De kerk heeft zware muren van 1.35 meter dik. De bouw duurde tot ongeveer 1350. Sindsdien is weinig meer aan het uiterlijk van het gebouw gewijzigd. De toren is minder oud. Waarschijnlijk is deze in de eerste helft van de 15e of in de eerste helft van de 16e eeuw ten oosten van de kerk gebouwd als een vrijstaande verdedigbare toren.

De dorpjes liggen hier vlak bij elkaar, via Eenum lopen we naar Wirdum. Eenum met zijn 90 inwoners heeft een rijke historie dat terug gaat tot rond 500 voor Christus toen al bewoning is aangetoond. Ook zijn er bij afgravingen Romeinse voorwerpen uit de 3e of 4e eeuw gevonden, hetgeen op handel met het veel zuidelijker gelegen Romeinse Rijk duidde. Op de hoogste wierde van de Ommelanden staat het kerkje van Eenum dat in de late 12e eeuw is gebouwd. Van origine gebouwd in Romaanse stijl, maar in de 19e eeuw behoorlijk verbouwd. In de kerk zelf bevindt zich een preekstoel uit 1654. Ook hier werd de toren er later in 1710 bijgebouwd en stond aanvankelijk nog kaarsrecht. Door het afgraven van de wierde is hij enigszins scheef komen te staan, maar wordt door balken en ankers vanuit de kerk in evenwicht gehouden. 

Normaliter zouden we het kleine steegje niet inlopen omdat het er wel erg privé uitziet, ware het niet dat ons boekje het legitimeert de korte wandeling door de “Kosters Toen” te maken. Een smal pad door een fleurige tuin, duidelijk bijgehouden door enkele fanatieke bewoners. Of het huisje ernaast door een koster is bewoond kunnen we niet achterhalen, maar waar rook is, is vuur.

Voor en na Eenum lopen we op de IJzerbaan richting de spoorovergang van de trein naar Delfzijl. Het blijkt dat deze straat is vernoemd naar de ijzeren platen die hier vroeger gelegen hebben om verzakkingen te voorkomen als er vanuit de haven ijzer naar de smederij vervoerd werd. Die platen zijn natuurlijk allang weer verdwenen, maar leuk dat de naam is gebleven.

Vlak voor Wirdum passeren we een Armhuis van de Diaconessen uit 1875. Ook in Wirdum is Romeins aardewerk gevonden, tevens 2 Romeinse bronzen Mercuriusbeeldjes en als pronkstuk een 10,6 cm hoog beeld van Minerva, de godin van de wijsheid. Via een kerkepad maken we een rondje om de kerk van Wirdum. Deze zaalkerk dateert uit het begin van de 13e eeuw. De bijhorende toren is in 1878 afgebroken, daarvoor is een dakruiter voor in de plaats gekomen (zie foto).

Via een tunnel dwarsen we de N360 en komen we uit in het gehucht Wirdumerdraai waar we rechtsaf slaan om langs het Damsterdiep richting Garrelsweer te lopen. Het 27 km lange Damsterdiep begint in Delfzijl en eindigt in de stad Groningen. Een deel van dit Damsterdiep is gegraven vóór het jaar 1000 en had aanvankelijk een open verbinding met de zee. Het heette in die tijd nog de Delf. Rond 1300 werd de monding naar de Eems afgesloten met 3 zijlen (spuisluizen). Hierbij is Delfzijl ontstaan.

Al een tijdje volgen we activiteiten van de aanleg van 2 transportleidingen. De witte buizen liggen nu nog boven de grond, maar straks zijn ze onder het maaiveld verdwenen. Het gaat om 2 waterleidingen van de firma North Water. De leidingen beginnen in Garmerwolde waar enerzijds industriewater uit oppervlaktewater wordt gehaald en anderzijds drinkwater uit een diepe put. Het industriewater wordt met een 30 kilometer lange leiding naar de Eemshaven vervoerd waar het zal worden gebruikt als koelwater voor de industrie, waaronder de computers van Google. Het drinkwater gaat met de andere pijpleiding verder naar Appingedam.

Aangekomen bij Garrelsweer steken we het Damsterdiep weer over om op de N360 de bus naar het station van Groningen te nemen. Vandaaruit reizen we weer met de trein naar Winsum.